Gebeurtenis op deze datum
Maankalender
Zonkalender
Ontdekking Nova SN 1572

De heerlijkheid Bredevoort bestaat in 1572 uit het stadje Bredevoort en de dorpen Aalten, Dinxperlo en Winterswijk. Het gebied beslaat grotendeels de huidige gemeenten Aalten en Winterswijk.

Maart

Het klooster Nazareth bij Bredevoort (in de volksmond klooster Schaer) staat er financieel slecht voor en krijgt advies van de geheimraad van de koning hoe te handelen. Het klooster heeft al enkele jaren lagere opbrengsten van de oogst. De pacht die boeren betalen aan het klooster moet worden opgehoogd.

Mei

datum onbekend

Er zijn geruchten over het samenkomen van krijgsvolk nabij Bocholt. Stadtlohn en Winterswijk zijn door de Geuzen aangewezen als loopplaatsen (loopplaatsen zijn plekken waar huurlingen/soldaten zich verzamelen). De Winterswijkse loopplaats is ten oosten van Winterswijk te vinden, nabij de Radstaak.

Diederich van Bronckhorst-Batenburg, heer van Anholt en pandheer van Bredevoort, schrijft vóór 19 mei naar het Hof over de vervallen staat van de stadsmuren van Bredevoort. Hij vraagt in deze brief om hulp van soldaten. De tweeënveertig burgers in de stad en negen personen in het kasteel zouden anders niet veilig zijn. Er gaan in het voorjaar namelijk veel geruchten over de komst van de Geuzen. Op 19 mei wordt dit verzoek gehonoreerd. De kanselier en raden des konings (Spaans) geven opdracht om ter verdediging van Bredevoort vijftig soldaten aan te nemen op kosten van koning Filips II. Diederich vraagt hierna om nogmaals vijftig soldaten te sturen. Diederich is nog bezig met het werven van deze soldaten op het moment dat de Geuzen Bredevoort bezetten).

Diederich verwacht dat op deze dag de aanval, vanuit de loopplaatsen te Stadtlohn, op Winterswijk wordt ingezet. De stadhouder van Gelre (Spaansgezind) beveelt de boeren in ’t Gooi, tussen Hengelo en Zelhem, om naar Winterswijk te trekken en de Geuzen tegen te houden.

De boeren uit het Gooi komen in de ochtend aan in Winterswijk om de verwachte inval van de Geuzen tegen te houden. Diederich vindt echter dat de boeren weer teruggestuurd kunnen worden.

De pandheer van Bredevoort, Diederich van Bronckhorst-Batenburg, staat niet toe om de boeren in de Heerlijkheid Bredevoort bij ‘klokkenslag’ op te roepen, zoals dat wordt opgedragen vanuit het Spaansgezinde Hof, om de Geuzen tegen te houden. Diederich wil geen inmenging van welke partij ook. Hij denkt namelijk dat zijn gebied ongeschonden zal blijven en neemt de berichten over de Geuzen niet serieus. Bovendien denkt hij dat de vrienden van de prins van Oranje hem wel zullen ontzien. Diederich van Bronckhorst-Batenburg is immers een edelman en onderdeel van het Heilige Roomse Rijk, terwijl dit volgens hem slechts een Nederlandse zaak is. Bovendien is het pandschap door Oranjes toedoen aan hem toegekend.

De knechten (opstandelingen) die zich verzameld hebben bij de Radstaak, ten oosten van Winterswijk, trekken naar Aalten en ontvangen daar een wagen met pieken en lange geweren.

aldaer onntfangenn eijn waegen mit spietzenn und lange ruerenn.

Vervolgens trekken de knechten naar Dinxperlo.

Juni

Willem van den Bergh trekt met zijn leger vanuit het Duitse Werth op naar Bredevoort.

tussen 10 en 19 juni

De inwoners van Aalten en Winterswijk krijgen nu wél de oproep om naar Bredevoort te komen om de vesting Bredevoort te helpen verdedigen en zich te keren tegen de prins van Oranje. Dit weigeren zij. Alle andere steden in het graafschap zijn al bezet door de Geuzen en Bredevoorts naburige dorpen durven de troepen van de prins van Oranje niet tegen te werken.

De Geuzen overschrijden de grens en vallen het ambt Bredevoort binnen. De stad Bredevoort weigert, zonder bevel van de pandheer, de poorten te openen voor de Geuzen.Voor meer informatie zie de verdiepende tekst “Opeising van Bredevoort door de Geuzen”.

Een renbode wordt door Willem van den Bergh naar Aalten, Bredevoort, Dinxperlo en Winterswijk gestuurd. Bestuurders worden opgeroepen om naar Zutphen te komen om de eed van trouw te zweren aan de prins van Oranje, zo niet, dan zal de heerlijkheid Bredevoort met veel geweld ingenomen worden. De drost Jasper van Broeckhuijsen geeft de raad om toch maar naar Zutphen te gaan en te doen wat opgedragen wordt. Daar aangekomen blijkt tot hun verbazing dat de vertegenwoordigers van de heer van Anholt er al geweest te zijn. Er was dus al buiten het stadsbestuur om een besluit genomen van hogerhand.

Willem van Oranje schrijft in een briefje, in vage bewoordingen, aan de heer van Anholt, pandheer van Bredevoort, dat hij zijn zwager Willem van den Bergh ter wille moet zijn.

De heer van Anholt stuurt Johan van Meverden en zijn Anholter richter naar Willem van den Bergh om het kasteel en de stad Bredevoort aan te bieden.

Diederich van Bronckhorst-Batenburg tekent een overeenkomst waarbij huis, stad en heerlijkheid Bredevoort worden overgeleverd aan de graaf van den Bergh. Dit onder voorbehoud dat de pandheer in zijn oude rechten niet benadeeld wordt.

De drost van Bredevoort, Jasper van Broeckhuijsen, opent de poorten van het stadje Bredevoort voor de Geuzen onder leiding van kapitein Giesbert van Heerde, hopman in dienst van graaf Willem van den Bergh. Giesbert, gewezen drost van Ulft, wordt met de bewaking van Bredevoort belast en neemt zijn intrek in het kasteel van Bredevoort waar Jasper van Broeckhuijsen woont. In het kasteel wordt stevig huisgehouden. Bijna alles wordt ontvreemd, kasten en kisten worden aan splinters geslagen.

Ook wordt het klooster Nazareth bij Bredevoort geplunderd en worden de bewoners verjaagd. De monniken van het klooster Nazareth vluchten naar Bredevoort en nemen intrek in het huis van rentmeester Dienberg. In deze zomermaanden worden meer kloosters in de regio geplunderd, waaronder Windesheim. Geheel tegen de afspraken in laat Giesbert van Heerde zes kanonnen van de wallen naar Zutphen afvoeren. Het gaat om zes gegoten metalen kanonnen, te weten twee slangen van elk 3173 pond, twee slangen van 1387 pond en twee bassen van 983 en 971 pond met bijbehorende munitie.

Diederich van Bronckhorst-Batenburg beklaagt zich over het gedrag van een honderdtal ruiters die vijf schapen hebben gestolen. Daarnaast hebben ze het klooster Nazareth geplunderd en hebben ze alle bewoners, zowel geestelijken als niet geestelijken, verdreven. Ook de graanvoorraden willen de Geuzen naar Zutphen afvoeren.

Naar aanleiding van deze aantijgingen schrijft Willem van den Bergh terug met de mededeling dat het nu geen tijd is om zich te beklagen. Willem belooft dat de kanonnen op een later tijdstip teruggevoerd of vergoed worden. Het blijkt dat de schapen zijn gestolen door ruiters van ene Dorffendal en die zijn niet ingedeeld in een regiment. Uit dit laatste blijkt dat er buiten de Spaanse en Staatse troepen ook ordeloze benden rondzwierven.

Diederich van Bronckhorst-Batenburg blijft klagen over verschillende zaken bij Duitse machthebbers. Hij vindt dat hij is geschonden in zijn rechten en wil dan ook geen trouw zweren aan Willem van den Bergh. Hij ziet zichzelf als zelfstandig met een eigen buitenlandse politiek. Graaf Willem weerlegt iedere klacht en vindt dat Diederich trouw moet zweren.

Juli

In Winterswijk verschijnt een afdeling ‘haakschutten’ onder aanvoering van de Geus Seyno van Dorth. Mogelijk is deze Seyno van Dorth dezelfde persoon als Willem van Dorth, de voortvluchtige uit Huis Bergh die vertrok tijdens de belegering ervan door de Geuzen (zie ook het verhaal ‘Belegering van Huis Bergh’ in hoofdstuk 4). Het kerkgebouw wordt geforceerd en de kelken, de monstransen en andere goederen worden geroofd.

Er worden twaalf personen naar het klooster Schaer gestuurd om achttien balken uit het klooster te halen. Dit geeft aan dat het klooster is of wordt gesloopt.

Willem van den Bergh geeft opdracht aan Giesbert van Heerde om alle ambtenaren die geen trouw willen zweren aan de prins van Oranje af te zetten. De burgers van Bredevoort die niet toegeven aan de wensen van de Geuzen worden gemolesteerd of bedreigd met doodslag. De betalingen die de inwoners van Bredevoort voorheen moesten doen aan de pandheer, moeten nu rechtstreeks aan Giesbert van Heerde worden gedaan. Kort hierna wordt de drost Jasper van Broeckhuijsen ontslagen.

Augustus

De drost Jasper van Broeckhuijsen beklaagt zich bij de pandheer Diederich van Bronckhorst-Batenburg dat hij van zijn huisraad, zijn ossen, zijn rijpaard en zelfs van zijn koren is beroofd door de Geuzen. Bovendien is hij enkele dagen daarvoor door kapitein Giesbert van Heerde aan de kant gezet en ontslagen.

Diederich van Bronckhorst-Batenburg zegt dat de drost Jasper van Broeckhuijsen het aan zichzelf te danken heeft vanwege zijn misleidende houding. Hij heeft namelijk in juni aangegeven zelf wel naar Zutphen te gaan om Willem van den Bergh een hulde te brengen. Ook als hij niet gestuurd zou worden door de pandheer Diederich. Jasper van Broeckhuijsen heeft in het graafschap namelijk goederen liggen die hij wil beschermen. Vanuit Zutphen heeft Jasper van Broeckhuijsen een brief gestuurd aan zijn vrouw met daarin de opdracht de poorten te openen voor de Geuzen als zij aan de poorten zouden staan. Voor de Spanjaarden moest zijn vrouw de poorten gesloten houden.

September

datum onbekend

De Geuzen beginnen steeds meer gewelddadige trekken te vertonen en de geestelijken, die al enige tijd verblijven bij Dienberg, besluiten te vluchten naar het Agnesklooster in Bocholt.

Oktober

Diederich van Bronckhorst-Batenburg beschrijft voor de Kreisdag te Keulen welke verwoestingen en berovingen van kerken en kloosters en ongehoorde godslasterlijke dingen Willem van den Bergh uitgevoerd heeft.

“Wat de graaf aan verwoesting en beroving van kerken en kloosters en ongehoorde godslasterlijke dingen begaan heeft, is zelfs bij Joden, heidenen en Turken geen gebruik, laat staan bij de Christenen. De kerksieraden gebruikt hij voor zichzelf, men waagde het zelfs de hoogwaardige sacramenten tegen den grond te werpen en te vertrappen; zelfs de graven van zijn voorouders liet hij om der wille van een nietig voordeel, openen.”

November

SN 1572

De supernova van 1572 behoort tot de belangrijkste verschijningen in de geschiedenis van de astronomie. De ‘nieuwe ster’ was twee weken lang overdag te zien met het blote oog. Eind november begon de helderheid van de ster af te nemen en veranderde ook de kleur langzaam van wit naar oranje-rood. De afname van de helderheid zette gestaag door maar het zou tot maart 1574 duren voordat hij niet meer met het blote oog was waar te nemen. In totaal kon de ster zo’n 16 maanden geobserveerd worden.

De ontdekking van SN 1572 hielp om oude modellen van de hemel te herzien en om een ​​revolutie in de astronomie te versnellen die begon met de realisatie van de noodzaak om betere astrometrische sterrencatalogi te produceren (en dus de behoefte aan nauwkeurigere astronomische observatie-instrumenten).

De zoon van de pandheer, Jacob van Bronckhorst-Batenburg, in Spaanse dienst, neemt Bredevoort zonder bloedvergieten weer in. Jacob wil de Spaanse troepen voor zijn om de poorten vast voor hen te openen.

Hertog Erich van Brunswijk, ook in Spaanse dienst, schiet de zoon van Alva, Don Frederik, te hulp. Hij trekt de Nederlanden binnen via Winterswijk. Het kerspel Winterswijk wordt overstroomd door ruiters en voetvolk. Een deel van de troepen blijft in Winterswijk, een deel trekt verder naar Bredevoort.

Inname van de stad Bredevoort door de Spaanse troepen. Jacob van Bronckhorst-Batenburg stuurt direct een bode naar zijn vader Diederich om het nieuws te melden. De oude man is zo gelukkig dat hij het onderstaande aan het papier toevertrouwt.

Godt hebbe loff in ewicheit. Soe wilt een thoecomende sonnendach (off men ’t sall moegen mit der Ciraten der heiligen kercken tho weg brengen) dat men solemniter in allen kerspelen, soe Wenterswick, Aelten uns Dynspers oe waell als tho Bredevoirt misse halden laetenvan der heiliger dreivoldicheit und mit gedechtenisse der presentatien der heiliger moder Maria und godt almechtich tho dancken uns laeven van der victorien, oeck der hymmelsche koningynen tho bidden, oeren gebenediden Soen veur uns allen tho bijdden, datt eth moet sein tott unser aller salicheit, oick tot sterckung der alder catholischen und christlichen geloeven, und (soe muglichen) dat sulcks tho Schaer oeck gedaen wurdt.

Er wordt een dankdienst aangekondigd. De dankdienst moet gehouden worden om God te danken voor de inname van Bredevoort door Spaanse troepen en ter versterking van het rooms-katholieke geloof. Dezelfde dag wordt het kasteel Bredevoort geïnspecteerd door rentmeester Dienberg. Een grote hoeveelheid voedsel wordt hierbij aangetroffen. In een grote kist worden veertien liturgische gewaden, vijf kazuifels en negen koorkappen gevonden. Naast allerlei huisraad en oorlogstuig komen er ook religieuze beelden tevoorschijn. De geestelijken keren in deze dagen terug naar het klooster Nazareth en zien dat het klooster verwoest is. De kloosterlingen krijgen toestemming van de pandheer Diederich van Bronckhorst-Batenburg om in Bredevoort weer bij de rentmeester Dienberg hun intrek te nemen.

December

Enkele Spaanse ruiters verschijnen voor de stad Bredevoort, gevolgd door 250 Spaanse soldaten. Zij worden in het stadje ingekwartierd.

Januari 1573

datum onbekend

De pandheer stuurt zijn zoon, Jacob van Bronckhorst-Batenburg, naar Barlaymont, de stadhouder van Gelre, om zijn beklag te doen. Zijn arme onderdanen zijn in het afgelopen jaar eerst door de Geuzen en vervolgens door de Spaansgezinde troepen van Erik van Brunswijk benadeeld. Wagens, paarden, huisraad, koren en vee zijn de mensen ontnomen. Ook de Spaanse troepen gelegerd in Groenlo, dat geen omliggende dorpen heeft, gaan naar de heerlijkheid Bredevoort om proviand te roven.