Gebeurtenis op deze datum
Maankalender
Zonkalender
Ontdekking Nova SN 1572

Doesburg ligt strategisch op de plek waar de Oude IJssel in de IJssel stroomt. Aan de overzijde van de IJssel ligt de Veluwe.

November 1571 – april 1572

in deze periode

De (pacht)opbrengsten van de Wetters Weert bij Doesburg zijn op last van Willem van den Bergh voorbehouden om de predikanten van de stad Nijmegen te betalen. In de rekeningen valt te lezen dat Alva dit terugdraait. Alva beveelt dat er twee personen, van een niet nader genoemd convent, op kosten van de opbrengsten van de Wetters Weert in Leuven aan de rooms-katholieke universiteit moeten gaan studeren. Zij mogen niet studeren in Keulen. In april 1572 worden er inderdaad twee heren van een convent toegelaten aan de universiteit van Leuven om daar een studie te volgen.

April

Het Hof van Gelre en Zutphen schrijft aan de steden Arnhem, Nijmegen, Doesburg en Zutphen dat ze de rebellen die zich in het hertogdom Kleef bevinden met geweld mogen tegenhouden als die rebellen de grens overgaan en richting Holland trekken.

Het stadsbestuur van Zutphen krijgt een brief waarin gevraagd wordt om gezanten op 2 mei naar Nijmegen te sturen om de volgende dag aldaar te vergaderen over de Lubeckse reijse tho beraetslaege . Ieder jaar gaan er afgevaardigden van Gelderse steden naar Lübeck om daar de algemene vergadering bij te wonen van het Hanze-verbond ook wel Hanzedagen genoemd. De situatie is in het voorjaar 1572 zó onveilig dat de Gelderse Hanzesteden besluiten om niet naar de Pinkstervergadering van de Hanze af te reizen. De Hanze is een verbond tussen steden gelegen aan de Oostzee, Noordzee of de grote rivieren in Nederland en Duitsland (richting Keulen). De Nederlandse steden Zutphen, Elburg, Harderwijk, Nijmegen, Arnhem, Hattem en Doesburg zijn lid van de Hanze. Door samenwerking proberen ze hun handel te beschermen en uit te breiden.

Het stadsbestuur van Zutphen vraagt aan het stadsbestuur van Doesburg om af te zien van het sturen van afgevaardigden naar de voorjaarsvergadering in Lübeck. De reden is vermoedelijk dat ze het te onveilig vinden wegens de dreiging van rebellen.

Mei

Twee vreemdelingen vertellen in de stad Doesburg het verhaal dat er bij het Tolhuis of ‘Keyserscamer’ bij Lobith de voorgaande avond tweehonderd Geuzen het water zijn overgestoken en er zouden nog vijfhonderd knechten bij komen. Deze troepenmacht wil het graafschap Bergh binnenvallen. De vreemdelingen, Henrick Peters van Cuelenborch en Ricke van Mullicken hergebuertich van Nymegen zijn van beroep hoedenmakers en hebben dit gerucht verspreid. De richter besluit de twee vreemdelingen in het gevang te zetten.

In Doesburg is het onrustig en er worden boden gestuurd om de situatie in Lobith in ogenschouw te nemen, zo blijkt uit de stadsrekening. Hermen ther Beck wordt naar het Tolhuis bij Lobith gestuurd om te kijken hoe de toestand bij de Rijn is.

It[em] Hermen ther Beck geweest inder nacht naer Tolhuys ind bilanges den Rijenstroem om tho vernheemen nae die knechten

Later blijkt dat de twee gevangenen het gerucht gehoord hebben in ’s-Heerenberg en dat het bericht zijn oorsprong heeft bij de schutterij van Lobith die de schutterskoning naar huis bracht (zie ook het verhaal over graafschap Bergh).

De twee hoedenmakers die het paniekbericht in Doesburg verspreid hebben, mogen na een flinke waarschuwing vertrekken. Rond deze datum worden door het stadsbestuur van Doesburg spionnen op pad gestuurd om informatie in te winnen, zo blijkt uit de stadsrekening. Zij worden gezonden naar Aalten, Bronkhorst, Dinxperlo, Winterwijk, Varsseveld, Anholt en Hengelo.

Pinksteren is een feestdag in Doesburg en het stadsbestuur schenkt aan de pinksterbloemen een vat bier. Pinksterbloemen zijn ongehuwde meisjes die versierd zijn met bloemen en tot bruid gekozen kunnen worden door de ongehuwde mannen.

Met Pinksteren varen de Geuzen langs Doesburg richting Steenderen. Bij het zien van de Geuzen wordt er onmiddellijk een bode naar Zutphen gestuurd om het nieuws te brengen.

It[em] als die oproer qwam op Pinxterdach als die schepen met volck voerbij geffaeren weeren, Henrick ther Beck geweest tho Stender als die knechten sich aldaer gelegert hadden […..] It[em] Reyner Messemaecker metter yell geloepen nae zutphen, ind aldaer tidong gebracht dat die Geusen alhier voerbij geffaren weeren

Joost Putzler, richter van Steenderen schrijft aan het Hof van Gelre en Zutphen dat de Geuzen over de IJssel varen langs Doesburg richting Steenderen en daar aan land gaan.

Een grote loerdaijs mit II aecken ende twe schuijten voll kriegsfolck vorbij Doesborch hergefaren

Het Huis Bingerden, nabij Doesburg, wordt hierbij geplunderd. Ook burgemeesters, schepenen en richters van de stad Doesburg melden aan het Hof dat er Geuzen voorbijvaren en dat de burgerij wordt opgeroepen om klaar te staan met wapenuitrusting om de stad te verdedigen.

Om met krichsvolck der stadt Doesborch voirby gefaren sijnde in onse burgeren synnen anstondt in rustong geweest besorgend dat ons aengefallen solden hebben

Op maandag na Pinksteren wordt een spion eropuit gestuurd om de Geuzen te volgen die in Steenderen aan land gaan, en naar Varsseveld trekken.

Juni

Vanaf Pinksteren worden burgers opgeroepen om in de nacht buiten de stad de wacht te houden. Op 1 juni, de eerste zondag na Pinksteren (Trinitatis), hebben zes burgers gewaakt. Niet alleen soldaten (knechten) maar ook burgers worden opgeroepen op de toren te waken. Als de burgers op wacht moeten, worden ze opgeroepen door de trommelslager die de trom roert, zo blijkt uit de stadsrekening.

Op Sint-Vitus (heiligendag op 9 juni) brengt Andries van Anderlecht een bezoek aan Doesburg, zo blijkt uit de stadsrekening.

Andries van Anderlecht, drost van Bergh, schrijft in een brief aan het Hof dat graaf Willem van den Bergh gisteren zonder slag of stoot met drieduizend man Zutphen is binnengetrokken. Anderlecht is bang dat de steden Doesburg en Doetinchem ook worden ingenomen.

De stadsbesturen van Doesburg en Doetinchem krijgen van de stadhouder te horen dat ze waakzaam moeten zijn en dat er versterking wordt gestuurd. Ook brengt de stadhouder Alva op de hoogte van de situatie.

Op post octava sacramenti (de achtste dag na Sacramentsdag), zoals beschreven is in de stadsrekening, gaat een aantal schepenen naar Arnhem om aan de stadhouder en zijn raad te vragen wat te doen nu de stad Doesburg door de Geuzen wordt opgeëist. In de tijd dat de schepenen overleggen in Arnhem wordt de stad Doesburg op 14 juni door de Geuzen ingenomen.

Doesburg en Doetinchem gaan akkoord met het opnemen van (Spaansgezinde) soldaten, gestuurd door het Hof van Gelre en Zutphen. De instemming van de burgers met de inkwartiering gaat niet van harte wegens de grote armoede. De burgers moeten immers altijd voor de kosten opdraaien. Deze soldaten komen niet op tijd in de steden aan. De steden worden al snel ingenomen.

Willem van den Bergh neemt Doesburg in de avond bij verrassing in als de stad niet voorzien is van krijgsvolk. Kerken en kloosters worden geplunderd.

Op 18 juni vertrekt er een delegatie uit Doesburg naar Zutphen om hulde te brengen aan de graaf van den Bergh. Deze datum wordt in de rekening geschreven als ‘Dominica post Viti’. Dit betekent: de zondag na Sint-Vitus.

Zomer

datum onbekend

In 1572 is het water rond Doesburg zo hoog dat contact met Dieren en Lathum met schuiten en ponten onderhouden wordt. Vervoer van handelswaar, mensen, paarden en karren moet over het water. De Veerpoort te Doesburg wordt begin juni met zand en mest gevuld om het binnendringen van het water te voorkomen. In juli en augustus worden door de Doesburgse schippers meerdere keren Geuzen over de IJssel gevaren. De kosten voor de overtochten moeten betaald worden door het stadsbestuur.

Oktober

De Geuzen verlaten vlak voor middernacht de stad Doesburg en het stadsbestuur schrijft aan de stad Zutphen: Den hopman Hanss Walther met syne knechten tusschen thien ende elff uren voer mydtnacht uth der stadt vertagen synnen. Het stadsbestuur van Doesburg vraagt zich af of in Zutphen bekend is waar de knechten naar toe zijn. Overal in de regio vertrekken Geuzen nadat er geruchten rondgaan over de aantocht van Spaanse legers.

Doesburg wordt ingenomen op Sint Victorisdag door de Spaanse troepen. Dit wordt aldus weergegeven in de stadsrekening:

Als Doesborch wederom ingenamen wardt. Item op dach Victoris als onse ge. Heer stadtholder die heer van Hijrges van wegen Co. Matt. Wederom bynnen Doesborch qwam des avonds geschenckt XXXVI q.

De graaf van Meghen en de heer van Barlaymont (stadhouder van Gelre en Zutphen) zijn met geweld de stad binnengekomen met Zwarte Ruiters (ruitereenheid) en Spanjaarden. De Zwarte Ruiters worden door 29 schippers over de IJssel gezet. De schippers blijven soldaten, gevangenen en voorraden overvaren. Spanjaarden, Zwarte Ruiters en huurlingen moeten ook onderhouden worden. In de tijd erna wordt er veel gevraagd van de bevolking en het stadsbestuur. Als de Spaanse knechten met de graaf van Meghen Doesburg binnentrekken, koopt het stadsbestuur 222 pond witte kaas voor de soldaten. Ook moet er vis, bier, rogge en brood ingekocht worden voor de Spaanse soldaten. Voor de paarden van de Zwarte Ruiters moet haver geleverd worden. De graaf van Meghen laat een grote hoeveelheid wijn halen op kosten van de stad. Een deel van de Spaanse ruiters wordt gehuisvest in het Hof van Wisch te Doesburg.

Het Hof van Gelre en Zutphen geeft de stad Doesburg opdracht de ponten en de turfschepen leeg te maken en naar IJsseloord te zenden, in afwachting van het transport van Spaans krijgsvolk dat in Emmerik verblijft.

Opnieuw volgt er een opdracht van het Hof aan de inwoners van Doesburg. Zij moeten vier schepen naar Zutphen sturen om artillerie te vervoeren. Daarnaast moeten alle ponten naar Westervoort varen. Tevens moeten de huislieden van de IJsseldorpen horden en schanskorven maken voor de Spaanse troepen. Horden en schanskorven zijn gemaakt van gevlochten wilgentenen en worden gebruikt bij het inrichten van schansen.

November

De richter van Doesburg, Balthasar van Rossem, antwoordt op de opdrachten van het Hof. De huislieden van de IJsseldorpen kunnen geen horden en schanskorven meer maken. Zij zijn al ingezet om proviand voor het leger te vervoeren.

De stadhouder Gilles van Berlaymont meldt aan het Hof dat er in Doesburg geen ponten meer voorradig zijn. Al deze voorbereidingen en opdrachten hebben te maken met de aanval op Zutphen. Voor de Spanjaarden is Doesburg de springplank naar Zutphen geworden. De winter valt vroeg in en de IJssel vriest dicht. Dit is een voordeel voor de Spanjaarden. Troepen kunnen nu namelijk het water makkelijk oversteken.

De belegering van Zutphen begint en de stad Doesburg en haar inwoners worden ingezet om dit te faciliteren. De bevolking wordt onder andere ingezet om proviand te brengen en om schanskorven te maken. De belegering duurt tot 16 november. Zutphen wordt dan door Spaanse troepen ingenomen en veel Zutphenaren worden vermoord.

SN 1572

De supernova van 1572 behoort tot de belangrijkste verschijningen in de geschiedenis van de astronomie. De ‘nieuwe ster’ was twee weken lang overdag te zien met het blote oog. Eind november begon de helderheid van de ster af te nemen en veranderde ook de kleur langzaam van wit naar oranje-rood. De afname van de helderheid zette gestaag door maar het zou tot maart 1574 duren voordat hij niet meer met het blote oog was waar te nemen. In totaal kon de ster zo’n 16 maanden geobserveerd worden.

De ontdekking van SN 1572 hielp om oude modellen van de hemel te herzien en om een ​​revolutie in de astronomie te versnellen die begon met de realisatie van de noodzaak om betere astrometrische sterrencatalogi te produceren (en dus de behoefte aan nauwkeurigere astronomische observatie-instrumenten).

Najaar (november – december)

datum onbekend

De richter van Doesburg en hopman Van Rossem gaan naar de stadhouder die zich in Nijmegen bevindt, om te vragen of de burgers van Doesburg ontslagen mogen worden van de inkwartiering van Spaanse ruiters. De bevolking heeft namelijk zwaar onder de inkwartiering te lijden. Het weer zit niet mee, de heren worden op karren en per schip vervoerd vanwege het hoge water met zware ijsgang. De winter van 1572 op 1573 is een strenge winter en de rivieren vriezen dicht. Doesburgse schippers worden eropuit gestuurd om Spaanse commissarissen en bevelhebbers over te zetten vanuit Zutphen vanwege het hoge water.

Volgens een latere post wordt er nog iemand per paard naar de stadhouder gestuurd, die nu in Arnhem is, om te vragen of Doesburg ontlast mag worden van de Spaanse ruiterij.